Hoe voorkomt u een beroerte

Waarom loop ik risico op een beroerte?

Bij atriumfibrilleren wordt de atriumcontractie verminderd, waardoor de bloedstroom vertraagt of zelfs stagneert, wat kan leiden tot stolselvorming. Dit stolsel kan vervolgens in de bloedsomloop terechtkomen en een beroerte of systemische embolie veroorzaken. Het risico op stolselvorming is hoger als bepaalde comorbiditeiten aanwezig zijn, zoals hoge bloeddruk of hogere leeftijd. Om een beroerte bij patiënten met een hoger risico te voorkomen, worden meestal geneesmiddelen aanbevolen die in de volksmond ‘bloedverdunners’ (anticoagulantia) worden genoemd. Uw arts zal uw risico berekenen en de voordelen en mogelijke risico’s van het nemen van een bloedverdunnend geneesmiddel met u bespreken. U moet samen beslissen (‘gedeelde besluitvorming’) of u met een dergelijke medicatie begint of niet.

Voor meer informatie over gedeelde besluitvorming voor antistolling en waarom het belangrijk is dat u actief deelneemt aan de beslissing, leest u het volgende artikel dat specifiek voor patiënten is geschreven:

 

Hoe groot is mijn kans op een beroerte?

Uw arts heeft waarschijnlijk gesproken over het risico op een beroerte in verband met atriumfibrilleren. Dit wordt berekend aan de hand van een score genaamd CHA2DS2- VASc – score. De volgende aandoeningen verhogen uw risico: congestief hartfalen – 1 punt, hoge bloeddruk – 1 punt, leeftijd ≥ 65 – 1 punt, ≥ 75 – 2 punten, diabetes – 1 punt, eerdere beroerte of voorbijgaande ischemische aanval – 2 punten, vasculaire ziekte (perifere arteriële ziekte, eerder myocardinfarct, vaatvernauwing aorta) – 1 punt en vrouwelijk geslacht telt ook voor 1 punt.

Volgens het aantal punten en dus de CHA2DS2-VASc-score stijgt het risico op een beroerte van 1,3% per jaar (als de CHA2DS2-VASc-score =1) tot 15,2% per jaar (als de CHA2DS2-VASc-score = 9).

Uw risico op een beroerte beoordelen als u atriumfibrilleren heeft – online calculator

Sommige mensen hebben aanvallen van atriumfibrilleren die spontaan eindigen en sommige hiervan zijn asymptomatisch. Afhankelijk van uw risico op een beroerte kunt u levenslang antistollingsmiddelen nodig hebben, zelfs nadat uw ritme weer is hersteld.

Bloedverdunners (antistollingsmiddelen)

Bloedverdunners zijn geneesmiddelen die de stollingsduur van het bloed verlengen, waardoor de vorming van trombi (stolsels) wordt voorkomen. Bloedverdunners kunnen vitamine K-antagonisten of niet-vitamine K-antagonisten orale antistollingsmiddelen zijn, ook wel nieuwe orale antistollingsmiddelen (NOAC) of direct werkende orale antistollingsmiddelen (DOAC) genoemd.

Vitamine K-antagonisten
(warfarine, acenocoumarol, fenprocoumon)
Vitamine K-antagonisten zijn de oudste antistollingsmiddelen. Ze verminderen het vermogen van het bloed om stolsels te vormen. Als uw arts u een van deze geneesmiddelen voorschrijft, moet u de instructies van uw arts zorgvuldig opvolgen.

U moet uw bloed regelmatig laten onderzoeken om de bloedverdunnende effecten van het geneesmiddel te controleren. Dit wordt gemeten aan de hand van de ‘INR’, de internationaal genormaliseerde ratio. Bij mensen die geen antistollingsmiddelen gebruiken, stolt het bloed gewoonlijk met een INR van ongeveer 1. Om het risico op een beroerte bij patiënten met atriumfibrilleren te beperken, moet de INR tussen 2 en 3 liggen. Afhankelijk van deze meting wordt de dosering van de geneesmiddelen op individuele basis aangepast. Het is van het grootste belang om deze bloedtest regelmatig uit te voeren, om ervoor te zorgen dat de dosering die u gebruikt correct is en u geen risico loopt. De gebruikte dosering kan van persoon tot persoon en na verloop van tijd verschillen.

Het is ook belangrijk om te weten dat voedingsmiddelen die veel vitamine K bevatten, vitamine K-antagonisten kunnen tegenwerken. Als uw dieet rijk is aan vitamine K, moet u waarschijnlijk meer van het bloedverdunnende geneesmiddel innemen.

NOAC
Deze geneesmiddelen zijn ondere andere dabigatran, rivaroxaban, apixaban en edoxaban. Ze werken korter dan vitamine K-antagonisten en vereisen meestal geen regelmatig bloedonderzoek of controle door uw arts.

Als u NOAC voorgeschreven krijgt, moet uw arts uw nierfunctie controleren. Als de nierfunctie verslechtert, kan het nodig zijn de medicatiedosering te verlagen.

Deze medicijnen kunnen worden gebruikt zonder controle van de INR en worden niet beïnvloed door voedsel, andere geneesmiddelen en alcohol. Dabigatran en apixaban worden tweemaal daags ingenomen en rivaroxaban en edoxaban kunnen eenmaal daags worden ingenomen. Het is uitermate belangrijk dat een NOAC elke dag wordt ingenomen, zoals voorgeschreven door uw arts.

Bijwerkingen

Risico op bloeding (met antistollingsmiddel)

De meest voorkomende bijwerking die bij alle bloedverdunnende geneesmiddelen optreedt, is bloeding. In de meeste gevallen is een bloeding niet ernstig, zoals blauwe plekken of een kleine neusbloeding. Ongeveer 1-2% van de mensen die bloedverdunners gebruiken, zullen ernstigere bloedingen ontwikkelen die mogelijk een bloedtransfusie en onderbreking van de bloedverdunnende behandeling vereisen. De ernstigste bloedingscomplicaties van bloedverdunnende medicatie is een bloeding in de hersenen, bekend als een ‘intracraniale bloeding’. Als u zich zorgen maakt over het risico op bloedingen als gevolg van uw bloedverdunnende medicatie, bespreek dit dan met uw arts. Uw arts zal uw individuele risico op een beroerte beoordelen en uw risico op bloedingen afwegen met een bloedverdunnend geneesmiddel.

Uw arts kan uw risico op bloedingen met behulp van een risicoscore berekenen voordat u een van de bloedverdunnende geneesmiddelen krijgt aangeboden. Een voorbeeld van een veel gebruikte risicoscore voor bloedingen is de HAS-BLED-score.

Uw risico op bloedingen beoordelen als u bloedverdunnende geneesmiddelen gebruikt- online calculator

 

Afsluiten van de LAA
Uw arts kan ook een procedure voorstellen om het linkeratriumaanhangsel af te sluiten (een zakje op de linkerbovenkamer van het hart) waar vaak stolsels worden gevormd.

De procedure zelf wordt percutaan uitgevoerd, met plaatselijke verdoving. Een katheter wordt door een ader in de lies ingebracht en in de linkerbovenkamer (het linkeratrium) geplaatst. Een plug-achtig apparaat (afsluiter linkeratriumaanhangsel) wordt ingeklapt in het aanhangsel aangebracht en uitgezet om de holte van het linkeratriumaanhangsel volledig af te sluiten. Het sluiten van het linkeratriumaanhangsel heeft als belangrijkste doel het voorkomen dat trombi zich van het linkeratriumaanhangsel naar het linkeratrium en ventrikel verplaatsen. Deze procedure wordt voornamelijk aanbevolen voor patiënten met een verhoogd risico op bloedstolsels en een contra-indicatie voor antistollingsmiddelen vanwege een zeer hoog bloedingsrisico (vaak vanwege eerdere levensbedreigende bloedingen).

 


Verwante pagina's

NUTTIGE HULPMIDDELEN

Checklist ter voorbereiding op uw eerste consult met een arts

Download

Checklist AF-diagnose en opvolging

Download

Checklist ter voorbereiding op een katheterablatie

Download

Vind mijn specialist

Meer informatie

Klik om deze tools af te drukken om u te helpen voorbereiden op uw afspraken